Praten over kanker is moeilijk. En praten over peniskanker is nog moeilijker. Want over je penis praat je normaliter niet met je buurvrouw, een collega op je werk of een kennis van de sportschool. Ik had daar eigenlijk niet bij stil gestaan en was er niet op voorbereid toen het mij vorig jaar overkwam toen ik herstelde van een ingrijpende operatie na peniskanker.

Ik liep in de Bijenkorf een oud-collega tegen het lijf die ik al een tijd niet had gezien. “Leuk je weer te zien”, zei ze. En ze vertelde over een andere oud-collega met wie ze onlangs koffie had gedronken. Bij hem was eerder longkanker geconstateerd en het laatste nieuws was nu dat het was uitgezaaid. Vreselijk nieuws vonden we.

“En, hoe is het met jou”, vroeg ze. “Ik heb ook kanker”, zei ik bijna opgewekt. “Waar dan?” Ik maakte een vaag gebaar naar mijn edele delen en mompelde “In mijn kruis”, maar vond dat toch wat te summier. “Ik heb peniskanker”, zei ik hardop in de Bijenkorf tussen het winkelende publiek.

“O, die moet er af”, sprak zij luchtig. Ik weet niet zeker of ze er een hakkende beweging bijmaakte of dat ik dat er nu bij verzin.

“Hij is er al af”, zei ik spontaan en ik schoot in de lach. Ook zij moest lachen. Lachten we uit ongemak, uit verlegenheid of ook omdat het natuurlijk een gekke situatie was, daar midden in de Bijenkorf.

Ik vertelde dat ik twee weken daarvoor geopereerd was, dat ‘alles was weggehaald’ en dat er, in elk geval voorlopig, geen chemo of bestraling nodig was.

Later leerde ik dat ik het ook wat vager kan formuleren, Dan heb ik het over ‘kanker in mijn kruis’. En ook de formulering “ze hebben de kanker goed kunnen weghalen” of “ik heb kanker en alles is weggehaald” bleek een handiger formulering. Die heb ik daarna vaker gebruikt om te vertellen wat er aan de hand was, zonder de zaken bij de naam te hoeven noemen.

Want ‘alles’ is een rekbaar begrip.

Tsjakka.

PK